Gedichtanalyses

HUGO CLAUS ~ IK SCHRIJF JE NEER

© http://blogimages.bloggen.be/carloclaes/1062610-b3cd6fcf2e11194b5df11c42eb0447db.jpg
Mijn vrouw, mijn heidens altaar,
Dat ik met vingers van licht bespeel en streel,
Mijn jonge bos dat ik doorwinter,
Mijn zenuwziek, onkuis en teder teken,
Ik schrijf je adem en je lichaam neer
Op gelijnd muziekpapier.
En tegen je oor beloof ik je splinternieuwe horoscopen
En maak je weer voor wereldreizen klaar
En voor een oponthoud in een of ander Oostenrijk.
Maar bij goden en bij sterrenbeelden
Wordt het eeuwige geluk ook dodelijk vermoeid,
En ik heb geen huis, ik heb geen bed,
Ik heb niet eens verjaardagsbloemen voor je over.
Ik schrijf je neer op papier
Terwijl je als een boomgaard in juli zwelt en bloeit.


ANALYSE 

Zonder naar het gedicht te kijken valt de titel meteen op. Het is niet heel kort of beschrijvend maar het is een zin. 'ik schrijf je neer'. Na het lezen van de eerste regel 'mijn vrouw mijn heidens altaar' kan men afleiden dat de 'je' in de titel verwijst naar een vrouw. De 'ik' in de titel is waarschijnlijk diegene die het gedicht schrijft, Hugo Claus. 


Na het lezen van de titel en de beginregel, kan men dus afleiden dat dit een gedicht zal zijn over Hugo Claus' vrouw. Hij 'schrijft haar neer'.


In de eerste strofe merkt men op dat er een overvloedig gebruik wordt gemaakt van metaforen zoals 'mijn heidens altaar', 'mijn jonge bos', of 'mijn zenuwziek'. Dit verwijst allemaal naar zijn vrouw.

Je merkt dat er in de eerste strofe een overvloedig gebruik wordt gemaakt van metaforen zoal s ‘mijn heidens altaar’, mijn jonge bos of mijn zenuwziek dit verwijst allemaal naar de vrouw. Hugo Claus schrijft haar neer op muziekpapier.
In de tweede strofe zien we dat hij alles een beetje verheerlijkt. Hij belooft mooie dingen, een mooie toekomst, een wereldreis maken, etc. 

De derde strofe begint met een 'maar'. Dit is een volta.Na een volta komt er vaak een ommekeer in het gedicht. In de eerste strofe beschrijft hij zijn vrouw, hij aanbidt haar. In de tweede strofe belooft hij haar allemaal mooie dingen MAAR in de derde strofe vertelt hij dat hij haar niets concreet te bieden heeft. 

In de laatste regels sluit hij af met 'Ik schrijf je neer op papier - Terwijl je als een boomgaard in juli zwelt en bloeit'. Omdat de titel in de slotregel herhaald wordt, kan men denken dat dit een zeer belangrijke zin is. Men kan hieruit afleiden dat de dichter leeft in een papieren werkelijkheid. In deze vierde strofe is er ook een tegenstelling aanwezig. Dit wordt verduidelijkt met het woordje 'terwijl'. Claus probeert haar op papier te schrijven; terwijl zij ondertussen in de werkelijkheid leeft, zwelt (zwanger is) en bloeit. Het lijkt alsof er enige afstand tussen de dichter en zijn vrouw is. 

Dit gedicht is naar mijn mening geen 'puur' liefdesgedicht. Het begint als een liefdesgedicht maar het eindigt met de onbereikbaar tussen de dichter en zijn vrouw. Hij leeft in een papieren werkelijkheid en zij leeft in de 'normale' werkelijkheid. 

EIGEN MENING

Na wat surfwerk op het internet ben ik bij dit gedicht terechtgekomen. De titel sprak me aan, het intrigeerde me. Na het lezen van het gedicht stelde ik mezelf de vraag of dit wel een liefdesgedicht was. De titel van het gedicht vermeld dat Hugo Claus zijn vrouw neerschrijft. Uiteraard is iets 'neerschrijven' en iets 'opschrijven' hetzelfde maar 'neerschrijven' riep associaties bij me op met andere werkwoorden die beginnen met 'neer'. Neerslaan, neerhalen, ... . Werkwoorden die helemaal niet positief klinken. Persoonlijk vat ik het gedicht op alsof hij zijn vrouw wilt neerschrijven op die manier dat hij wilt aantonen dat ze minder waard is dan dat ze in de werkelijkheid eigenlijk is. Het gedicht is naar mijn opinie zeer inspirerend, zeer intrigerend. Het geeft je de kans om erbij stil te staan en de betekenis achter dit 'zogezegde' liefdesgedicht te zoeken. 

AFBEELDING


De afbeelding die ik heb gekozen illustreert precies wat ik in gedachten had bij dit gedicht. Een tekening van een vrouw, zijn vrouw, die naakt in een boomgaard staat. Het is net alsof Hugo Claus deze tekening zelf getekend heeft. Voor ogen heb ik iemand die zijn vrouw langzaam en zo mooi mogelijk probeert te tekenen. Hij schrijft/tekent haar neer; Terwijl zij in werkelijkheid zwelt en bloeit als een boomgaard. Vandaar dat deze mooie getekende vrouw in een boomgaard staat.

BRONNEN: 

DBNL,http://www.dbnl.org/tekst/_sep001198601_01/_sep001198601_01_0132.php, s.n., laatst geraadpleegd op 10/11/2014






M. VASALIS ~ STEEN


© http://globespotters.be/wp-content/uploads/2012/07/P7061866.jpg


Verdriet kit al mijn krachten samen,
zodat ik roerloos word als steen.
Mijn hele wezen wordt materie,
een ondoordringbaar star mysterie,
o sla de rots, opdat ik ween. 


In: Vergezichten en gezichten (1954)



ANALYSE


Het gedicht gaat over één persoon. Een ik-persoon. Men beschrijft in het gedicht dat deze persoon volledig doorgedrongen is door verdriet en dat deze zo groot is, dat ze er roerloos van wordt, zoals een steen.

Hier kan men spreken van beeldspraak. Men vergelijkt de ik-persoon met een steen.
De ik-persoon wordt versteent en wordt letterlijk ondoordringbare materie. Hierdoor is het onmogelijk voor de persoon geworden om nog te huilen. Ze kan het niet, maar wil dat wel, wellicht als iemand haar ('de rots' - beeldspraak) zou neerslaan. Vermoedelijk wil ze gaan huilen zodat haar verdriet kan wegstromen, dat het niet langer in haar verhard zit. 


Als men iets verder nadenkt ontdekt men ook een tegenstelling in het gedicht. Enerzijds heeft men het over onbeweeglijke, starre en ondoordringbare materie. Anderzijds eindigt het gedicht met 'wenen'. Dit is het totaal tegenovergestelde. Het is vloeibaar, doordringbaar en bewegend. 


Als men kijkt naar de vorm van het gedicht vindt men enkele assonanties, alliteraties en rijmpjes.

Assonantie: al - krachten, hele - wezen
Alliteratie: kit - krachten,wezen - wordt
Rijmen: steen - ween, materie - mysterie


EIGEN MENING


Ik vond dit gedicht op internet en ik had nooit gedacht dat ik het ging bespreken omdat het zo kort was. Ik heb me later bedacht omdat het eigenlijk een kort maar zeer krachtig gedicht is. Nadat ik opgezocht heb wat de juiste betekenis achter dit gedicht is, stond ik verbaasd van de diepe betekenis die erachter schuilt. Een gedicht met een diepe wens, wat maakt dat dit eerder een dramatisch gedicht is. Echter had ik graag een vervolg op het gedicht gehad. Waarin de ik-persoon van zijn verdriet verlost wordt door te huilen. Het gedicht eindigt op een hoogtepunt, de spanning blijft zonder dat de lezer er achter zal komen of de 'ik' daadwerkelijk zijn verdriet heeft kunnen uiten.


AFBEELDING

Ik heb bewust gekozen om dit gedicht te illustreren met een afbeelding van het terracottaleger gelegen in Azië. Een soldaat die zijn land dient is net zoals in het gedicht niet toegestaan om zijn emoties te uiten. Een leger moet sterk zijn en altijd paraat staan. Het is niet mogelijk om bij elke persoon die overlijdt in een gevecht een traantje weg te pinken. Logischerwijs wordt je na verloop van tijd, als soldaat, een steen zonder emoties.



BRONNEN:

ROZEMARIJNONLINE, http://rozemarijnonline.net/poezie/vasalis-steen.html, R. van Leeuwen, laatst geraadpleegd op 20/02/2015




HUGO CLAUS - VERDWAALD LIEDJE

In: De groeten (2002)

© https://encrypted-tbn1.gstatic.com/images?q=tbn:ANd9GcRZhxXJY26iTV
MeGW-n6VSSO72pfe0Rdo2qDLORPBQlxvlPVXpZWQ

De mens dat arme beest

hij is er en hij is er geweest
Hij rent door alle landen
tot hij geen asem heeft
En als hij neervalt is hij bang
en bidt en blaft en beeft



Daarom heeft hij de goden uitgevonden
daarom heeft hij torens opgericht
waar de goden mogen wonen
in een eeuwig licht



De mens dat arme beest
dat vraagt en vrijt en vreest
in de schaduw van de torens
En ik ben de kleine bruid
van het goede en het broze
Ik maai het onkuid
en ik maai de rozen



Ik hoor de mensen dromen
Amaai zijn dat seringen die ik ruik
of groeit het gras al op mijn buik?



En ik, godin van de nacht
omhels het jonge kind en de oude kraai
zeer zacht onder de torens
amaai amaai amaai.

ANALYSE

Dit gedicht verscheen in de bundel 'De Groeten', die Hugo Claus geschreven heeft in opdracht van Poetry National ter gelegenheid van de derde gedichtendag van 31 januari 2002. Dit was één van de laatste bundels die Claus gepubliceerd heeft. 

Bij een eerste oppervlakkige lezing lijkt het gedicht een antwoord op de vraag 'wat is de mens?'.

De eerste twee regels van dit gedicht duiden al meteen op een specifieke thematiek. In de eerste regel wordt de mens als een zielig levend wezen voorgesteld. De tweede regel verduidelijkt waarom de mens precies een zielig levend wezen is. De mens is een arm beest aangezien het leven, dat hem geschonken is, tijdelijk is. Hiermee verwijst men naar het sterfelijk bestaan van de mens. Het thema van het gedicht is dus de dood, het tijdelijke leven van de mens.

De laatste 4 regels van de eerste strofe (sextet) worden meteen al een stuk duidelijker als men de thematiek van het gedicht achterhaalt heeft. Tijdens het leven loopt de mens rond op aarde tot hij geen (levens)adem meer heeft en bijgevolg neervalt. De mens brengt zijn laatste minuten in angst door waardoor hij bidt, blaft en beeft. 

In deze eerste strofe maakt de dichter gebruik van een alliteratie met de letter b, namelijk bidt-blaft-beeft.

In de tweede strofe (kwatrijn) komt er een oplossing voor de angst die mensen hebben voor het einde van hun bestaan. Die angst dat mensen hebben wordt vereffend door het uitvinden van Goden en torens (kerken).  'Daarom zijn Goden uitgevonden, daarom zijn torens uitgevonden, ... ' . De Goden zijn volgens Claus diegene die het eeuwige leven voorstellen. Dit kan verklaren waarom de mens in de eerste strofe als een beest wordt voorgesteld. De mens is niet door God geschapen met een ziel, maar de mens is niet anders dan alle andere dieren op aarde.

In deze strofe maakt Hugo Claus gebruik van een assonantie op de letter o, namelijk Goden-mogen-wonen, die de bewondering van de mensen voor deze onsterfelijke wezens benadrukt.

In de derde strofe (sextet)  is de beginregel hetzelfde als in het eerste sextet. Claus gebruikt hier een herhaling om dit extra te benadrukken. Hugo Claus benadrukt dat de mens een zielig wezen is en in de schaduw van de torens leeft. Dit heeft echter een negatieve betekenis. De mens is een wezen die vaak zondigt. Doordat ze als oplossing voor hun angst de Goden hebben uitgevonden gaan ze hun tijdelijke leven zo 'braaf' mogelijk proberen te leiden. Deze oplossing is eerder negatief omdat de mensen leven in de schaduw van het geloof om zo hun laatste momenten zonder angst door te brengen.

In deze strofe heeft Claus het opeens over 'ik, de kleine bruid'. Dit gaat over een vrouw die onkruid (zondaars) en de rozen (zondelozen) maait. Hier ziet men de verwijzing naar de thematiek van dit gedicht. Zowel slechte als goede mensen overlijden, de dood maakt geen onderscheid.

In deze derde strofe vindt men een alliteratie met de letter v, namelijk vraagt-vrijt-vreest.

In de vierde strofe (terzine) wordt gezegd dat de 'kleine bruid' gedachten kan lezen van de mensen. Een mogelijke locatie waar 'de kleine bruid' deze gedachten kan horen is op het kerkhof, waar de levende mensen denken 'amaai zijn dat seringen die ik ruik' verwijzend naar de bloemen die op de graven van de overledenen liggen, of waar de overledenen  hun gedachtegang zou zijn 'groeit het gras al op mijn buik?'.

In de vijfde strofe (kwatrijn) ontdekt men dat 'ik, de kleine bruid' een Godin is. De Godin van de nacht. In deze strofe wordt beschreven dat deze Godin zowel 'het jonge kind', de pasgeborene, als de oude kraai, de derde leeftijd, omhelst.  Men kan hieruit concluderen dat de ik-figuur een personificatie van de dood is.



Het gedicht eindigt met een een herhaling van het woord 'amaai'. Hiermee wil de dichter benadrukken dat er een leedgevoel bestaat. Het kan gezien worden als een verzuchting of als een ironische bewondering van de Goden. 

Het gedicht kan als volgt geïnterpreteerd worden: Alle mensen moeten volgens Claus zelfstandig zijn zodat zij hun eigen schepper zijn en niet onderdanig aan Goden of het geloof worden. Elk mens moet zijn eigen leven leiden om zo met volle teugen van ons leven te kunnen genieten.


In dit gedicht wordt er veel gebruik gemaakt van eindrijm.

EIGEN MENING

Ik heb dit gedicht gekozen omdat Hugo Claus één van mijn favoriete dichters is. Toen ik het gedicht las was het niet meteen duidelijk over wat het gedicht precies ging. Daarom ben ik op het net op zoek gegaan waarover dit mysterieus gedicht gaat.

AFBEELDING

Ik heb voor deze afbeelding gekozen omdat dit gedicht over de dood gaat. De angst voor de dood die vereffend wordt met het verzinnen van Goden en geloof. Daarom heb ik gekozen om dit gedicht van Hugo Claus te illustreren met 'het beeld' van een God. Tijdens het surfen vroeg ik mij af hoe God er eigenlijk uitziet. Deze afbeelding toont ongeveer hoe ik God zie al geloof ik niet volslagen in het bestaan van Goden.


BRONNEN:

ROZEMARIJNONLINE, http://www.rozemarijnonline.net/poezie/claus-verdwaaldliedje.htmlR. van Leeuwen, laatst geraadpleegd op 26/03/2015

BOEKENBLOG, http://www.bloggen.be/voorzienigheid/, J. Van Langenhove, laatst geraadpleegd op 26/03/2015

Geen opmerkingen:

Een reactie posten